(ontwortelde, heeft ontworteld), met wortel en al uit den grond rukken: een orkaan ontwortelde het geboomte; (fig.) van de grondvesten losrukken : daar werden Alpengevaarten ontworteld;
— uitroeien, vernietigen : deze liefde ligt zoo diep, dat geene omstandigheden haar kunnen ontwortelen. ONTWORTELING, v. het ontwortelen.