Gepubliceerd op 01-11-2018

Onrust

betekenis & definitie

v. beweging, beroering : te midden van al de onrust en het geweld der oorlogen van Napoleon;

— ongedurigheid, angst, gejaagdheid: het pad der zonde is altijd omgeven van gevaar en onrust; in de eenzaamheid gaf ik aan vlagen van onrust toe;
— (spr.) geld baart onrust;
— (Zuidn.) spanning, angst; dat hield hen in onrust;
— (mv. -en), klein zwaar wieltje in horloges en wekkers dat de dienst van de slinger in slingeruurwerken verricht (in deze bet. o.);
— (nat. hist.) zekere soort van vlinders tot de pijlstaarten behorende en zich onderscheidende door de snelheid waarmee zij vliegen (macroglossa stellatarum), ook meekrapvlinder geheten;
— (scherts.) ongedurig mensch : die onrust kan geen vijf minuten op zijn plaats blijven zitten.

< >