Ongeluksbode m. (-n), hij die met een slecht bericht komt;
...DAG, m. (-en), dag waarop men door het ongeluk wordt geplaagd; een telkens terugkeerende dag, waarop men ongeluk meent te moeten verwachten;
...GAAI, v. (-en), eene soort van gaai in N. Europa en N. Azië (garrulus infaustus), die buitengewoon gemakkelijk vliegt en vaak een klagend geluid laat hooren;
...GETAL, o. een getal dat als een ongelukkig voorteeken wordt beschouwd: dertien is het ongeluksgetal;
...KIND, o. (-eren), een menschenkind, door het lot bestemd voor het ongeluk; inz. als scheldwoord: o, die ongelukskinderen ! als zij in mijne handen vallen !;
...NUMMER, o. ongeluksgetal;
...PROFEET, m. (...feten), een profeet die ongeluk aanzegt, ongeluksbode;
...STER, v. het gesternte dat iemands tegenspoed bepaalt;
...VOGEL, m. (-s), (veroud.) een vogel die ongeluk voorspelt; (fig.) iem. wien alles tegenloopt.