Gepubliceerd op 24-02-2020

Gaai

betekenis & definitie

Het begrip gaai heeft 3 verschillende betekenissen:

1. gaai - GAAI, m. en v. (-en), (dicht.) wijfje (en soms ook wel mannetje) van vogels, inz. van (tortel)duiven, zangers enz. GAAITJE, GAAIKE, GAAIKEN, o. (-s).

2. gaai - GAAI, v. (-en), inheemsche spotvogel (garrulus), tot de familie der kraaiachtige vogels behoorende, wiens grootte afwisselt tusschen die van eene nauw en eene groote lijster; ook meerkol en Vlaamsche gaai geheeten: de gaai is een afschuwelijke nestenroover en verslindt tal van kleine en nuttige vogels, doch verdelgt ook adders. GAAITJE, o. (-s).

3. gaai - GAAI, m. (-en), (eigenl.) houten vogel, op een hoogen staak of mast geplaatst, waarnaar nog op onderscheidene plaatsen, inz. in Brabant en Vlaanderen, volgens oudvaderlandsch gebruik met kruis- of handboog geschoten wordt of waarnaar, op eene ijzeren pen aan het boveneinde van een hellend vlak geplaatst, met kleine platronde bollen met forschen gooi geworpen of .,gebold” wordt; het vermaak zelf heet naar den gaai schieten en naar den gaai bollen, of in één woord gaaischieten of gaaibollen; (bij uitbr.) de houten staak, wip of schutsboom waarop de vogel staat.