Ongeloofelijk bn. bw. onaannemelijk, zoodat men aan de zaak geen geloof kan hechten : eene vreemde geschiedenis, die in onze tijden ongeloofelijk mag schijnen;
— ongeloofbaar, buitengewoon groot: met ongeloofelijke moeite gelukte het ons eindelijk verder te komen; zijne vroegere heldendaden, die aan het ongeloofelijke grensden;
— bw. in eene buitengewoon hooge mate : hoewel dit alles ongeloofelijk snel geschiedde; die jongen eet ongeloofelijk veel.