Ongekleed bn. geene of zoo goed als geene kleeren aanhebbende: hij zat zoo goed als ongekleed op zijne kamer;
— mevrouw is nog ongekleed, nog in ochtendgewaad;
— niet in het gewaad dat voor bepaalde, min of meer plechtige gelegenheden is voorgeschreven: ongekleed kon hij niet ten hove verschijnen.