Gepubliceerd op 01-11-2018

Oneindig

betekenis & definitie

Oneindig bn. bw. geen einde hebbende: de oneindige verscheidenheid en heerlijkheid der natuur;

— het oneindige, de onbegrensde ruimte van het heelal;
— tot in het oneindige, tot in eene afmeting die alle denkbare grenzen te buiten gaat;
— (wisk.) eene oneindige reeks;
— de Oneindige, God;
— buitengemeen groot: de hertog van Parma trok een oneindig nut uit den onbezonnen aanslag der Franschen;
— bw. oneindig groot, in de wiskunde, aangeduid door het teeken 00, van een veranderlijk getal dat, steeds aangroeiende, ten laatste elk denkbaar getal te boven gaat;
— oneindig klein, van een veranderlijk getal dat meer en meer tot de limiet nul nadert; eene oneindig voortloopende reeks;
— buitengemeen: een woord dat mij zoo oneindig gelukkig zou maken; hij is daarvoor oneindig beter geschikt dan zijn broer. ONEINDIGHEID, v. de eeuwigheid; het heelal.