Gepubliceerd op 12-09-2018

Heerlijkheid

betekenis & definitie

HEERLIJKHEID, v. pracht, uiterlijke staat of glans zij stond daar in volle heerlijkheid; hij toonde hem al de koninkrijken der wereld en hunne heerlijkheid; de heerlijkheid der sterren; (van God) majesteit, voortreffelijkheid:

— de heerlijkheid Gods; glorie, eer en lof Hem zij de, heerlijkheid tot in alle eeuwigheid;
— gelukzaligheid de eeuwige (of hemelsche) heerlijkheid;
— verrukking, vreugde dat was een heerlijkheid toen hij thuis kwam;
—, (...heden), iets heerlijks (fraais, lekkere enz.): het kind keek zijn ogen uit aan al die heerlijkheden;
— het gebied van een heer, adellijke bezitting: de heerlijkheid van Kortenhoef.