bn. niet bezield, niet met eene ziel begaafd, levenloos : een onbezield voorwerp; dat onbezielde geld !; ik ben geen onbezield stuk hout of steen; zielloos : een onbezielde klomp ! den naam van Mensch onwaard;
— (van de oogen) geen leven vertoonende, levenloos, dof : er scheen licht terug te keeren in dat onbezielde oog; (fig.) niet als met een bezielenden adem levend gemaakt, zonder ziel en leven, koud: welk eene onbezielde taal!; een dichtstuk zonder leven en gevoel, geheel onbezield en koud.