bn. niet berekend, niet vooraf overlegd en vastgesteld, bij uitbr. ongedwongen, natuurlijk: zijn onberekende vriendelijkheid; zijn openhartigheid was niet onberekend, daarmede beoogde hij zeker doel;
— ongeschikt, ongepast: het ongeloof is eene voor het hart onberekende dwaasheid. ONBEREKENDHEID, v.