v. gebrek aan beleefdheid, onwellevendheid, onheuschheid, lompheid: onbeleefdheid is een zijner grootste gebreken;
—, …heden), onbeleefde bejegening in daden of woorden : onbeleefdheid duld ik niet; iem. eene onbeleefdheid aandoen (of doen), of zeggen, iem. met daden of woorden onbeleefd bejegenen.