bn. bw. niet bedacht kunnende worden, alle voorstelling te boven gaande, bijzonder groot, verbazend: met eene onbedenkelijke stoutheid; bw. van hoeveelheid of intensiteit, in zoo groote mate, dat men het zich bijna niet denken kan, verbazend, bijzonder : het is mij onbedenkelijk aangenaam; vooral in de uitdrukking: onbedenkelijk veel: het goede mensch hield zoo onbedenkelijk veel van mij, bijna alsof ik hare dochter was;
— niet aan bedenken, aan bezwaar onderhevig, niet bezwaarlijk, niet hachelijk, niet gevaarlijk:
hij verkeert in een niet onbedenkelijken toestand.