Wat is de betekenis van hachelijk?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hachelijk

hachelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. aanmerkelijk aan gevaar of risico blootstaand De tocht over het ijsveld was een hachelijke onderneming. Woordherkomst afgeleid van hacht met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- Verwante begrippen hach, hachje, gevaarlijk, link

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hachelijk

hachelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ha-che-lijk 1. met de kans dat er iets ergs gebeurt ♢ die bergbeklimming was een hachelijke onderneming 2. waar je ongerust van wordt ♢ ik vind dat h...

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Hachelijk

De oudste vorm van het woord is: hachtelijk, een afleiding van het zelfstandig naamwoord: hachte dat: risico, gevaar betekende en ook voorkwam in de zin van: gevangenschap. Het Duits kent in die betekenis: Haft met de bekende wisseling f-ch (gracht-Graft, kracht-Kraft). Natuurlijk is er verwantschap met het werkwoord: hechten, dat in het Middelnede...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hachelijk

adj. & adv., nuodlik, faei, bihyplik; (adv.), wikkerdewik.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hachelijk

bn. bw. (-er, -st), gevaarlijk, gewaagd, onzeker in zijn gevolgen: een hachelijk stuk bestaan, een waagstuk; — netelig, kritiek: de toestand is hachelijk.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hachelijk

bn. (gevaarlijk, netelig): een hachelijke onderneming; de toestand werd hachelijk; een hachelijke tijd, kritiek.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hachelijk

('hachdlək) bn. en bw. (-er, -st) 1. gevaarlijk, met meer kans op ongunstige dan gunstige afloop ; een -e onderneming. Syn. → bang. 2. kritiek, netelig : een -e toestand; het stond met de vloot. hachelijkheid v. (...heden).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Hachelijk

— gevaarlijk, van ’t oude hach = gevaar, waagstuk. Een hachje 'van een jongen in een durfal, een waaghals. Er bestaat ook een woord hacht, dat stuk, brok beteekent; een hacht je (uitgesproken hachje) is dan een stukje, vooral van vleesch: „de beste hachjes van ’t vleesch zijn voor u afgesneden.” Verder zegt men va...