Gepubliceerd op 01-11-2018

Omzetten

betekenis & definitie

Omzetten (zette om, heeft en is omgezet), van plaats doen verwisselen, in elkanders plaats zetten of stellen; ge moet de kinderen aan tafel omzetten, zoo kibbelen ze altijd met elkaar; die plaats bij Maerlant is bedorven, doch te herstellen als men de verzen omzet;

— (van geld) het verwisselen met eene andere geldswaarde of met zekere handelsartikelen: hij zette een aanzienlijk kapitaal om in oliezaad;
— anders zetten of plaatsen, van plaats doen veranderen: zou je mijnheer A niet omzetten en naast juffrouw B plaatsen?, het vers is veel verbeterd nu de dichter dit ééne woordje heeft omgezet;
— (scheik.) een lichaam of de bestanddeelen er van ontleden, zoodat er twee of meer nieuwe lichamen uit ontstaan, of wel de groepeering veranderen, zoodat er een lichaam met andere eigenschappen uit ontstaat: door gisting wordt suiker in alkohol en koolzuur omgezet;
— (muz.) van de toonsoort waarin een muziekstuk gezet is, in eene andere overbrengen, transponeeren: hij heeft dat lied uit a in c omgezet;
— (van den grond) met de spade omwerken tot op eene diepte van drie tot twaalf dM.: het omzetten van den grond dient vooral tot voorbereiding voor het planten van hout;
— (van koren, mest enz.) met schop of spade dooreenwerken om bederf, broeiing enz. te voorkomen: de knecht heeft nog pas het koren op zolder omgezet;
— (van randen aan blikken of koperen voorwerpen) ze ombuigen en tegen het voorwerp aanvlijen: de randen van dat vaatwerk moeten omgezet worden;
— (fig.) (w. g.) (van personen) ze in hun gedrag, hunne handelwijze of gezindheid eene verandering doen ondergaan, ze doen omslaan, tot andere gedachten brengen: men moet door de vrouw den man zien om te zetten;
— (van het hart, van gezindheden, gevoelens enz.) eene verandering doen ondergaan: wat inzicht zet zoodra uw wijze zinnen om?,
— (van toestanden, instellingen enz.) ze doen veranderen, verkeeren: ’t is niet in onze macht ‘t voorleden om te zetten; de onwankelbare wetten van ’t Hooge Godsgezag door geen vermogen om te zetten;
— zich omzetten, (van wijn) door gisting troebel worden en daardoor bederven;
— haastig en driftig om iets heen komen, er om heen komen stuiven: wie komt daar met zoo’n drift den hoek omzetten?,
— (omzette, heeft omzet), aan alle kanten, rondom bezetten, omsingelen, omringen: gij zijt altoos zoo omzet door jonge lieden, dat ik u nauwelijks ooit alleen spreek; omzetten met, van kleedingstukken, lijfssieraden enz., ze rondom bezetten of beleggen met hetgeen in de bepaling is uitgedrukt, er een rand, boord of zoom van dien aard om heen zetten: een tabberd van scharlaken kleur met gouden boordsel omzet; (ook van andere sieraden, kostbaarheden enz.): een gouden horloge met brillanten omzet; eene broche met paarlen omzet.