(stormde om, heeft en is omgestormd), door de kracht van den storm omslaan: er zijn een aantal zware boomen omgestormd;
— om iets heen stormen, in snelle en woeste vaart om iets heen vliegen ; de hevige wind stormde bulderend den hoek der kerk om; de jongens zijn de markt omgestormd;
— in snelle en woeste vaart heen en weder rennen : de jongens hebben als wilden in den tuin omgestormd;
— (w. g.) iets door de werking van een stormwind doen omvallen : de orkaan heeft een paar huisjes omgestormd;
— (van muren enz.) doen omvallen en instorten door ze te bestormen; zij stormden met den ram de dikke muren om;
— (omstormde, heeft omstormd), bestormen, aan alle kanten stormenderhand aantasten : de bloedzuchtige menigte omstormt den tempel.