Gepubliceerd op 01-11-2018

Omstaan

betekenis & definitie

(stond om, heeft omgestaan), zich omdraaien, zich omkeeren, zóó gaan staan dat men met de voorzijde naar achteren komt: de kleermaker verzocht hem eens te gaan omstaan;

— iem. omstaan leeren, iem. weten te drillen, hem leeren gehoorzamen : de meid meende in huis den baas te spelen, maar mevrouw heeft ze wel leeren omstaan;
— (Zuidn.) uit den weg gaan, (fig.) wijken; in het bollen moet hij voor den beste niet omstaan; (fig.) om iets omstaan, (eig.) zich omkeeren en met den rug naar iem. toe gaan staan, om met afgewend gelaat te zeggen, wie het eene of andere voorwerp zal hebben van iets dat onder twee of meer personen verdeeld moet worden, terwijl de voorwerpen door een ander persoon met den vinger worden aangewezen; (bij uitbr.) er om raden, het door het lot laten beslissen: elk van ons wil toch liefst dat deel hebben, laat ons er dus liever om omstaan;
— gaan omstaan, onderling van standplaats verwisselen: sergeant, wat staan die manschappen raar door malkaar, laten ze gaan omstaan.

< >