m. (-s), iem. die omloopt, die veelal zonder doel rondslentert;
— (bij het paardetuig, inz. van de artill.) de lederen riem, die tot steun aan het tuig der trekpaarden bevestigd is, en achter het paard om loopt; ook broek genoemd;
— (weverij) een houten cilinder of rol aan het weefgetouw, waaromheen de ketting is opgerold; ook kettingboom genoemd.