Gepubliceerd op 06-12-2018

SMART

betekenis & definitie

SMART - SMERT, v. (-en), pijn , wee; smart gevoelen, hebben; onder smarten baren;

— (heelk.) branding, gloeiing eener wond;
— ontvelling achter de ooren en in de liezen van kleine kinderen;
— (fig.) leed, verdriet, droefheid, pijnlijke aandoening van het gemoed: met smart vernemen, iets herdenken, denken aan’,
— (R. K.) de Moeder der zeven smarten, de H. Maagd; de Man der smarten, Christus;
— (gemeenz.) ongeduld: met smart iets verwachten.