Nachtschot o. (-en), (zeew.) schot om aan te kondigen, dat het dagwerk verricht is; seinschot des nachts;
...SCHUIF, v. (...ven);
...SCHUIT, v. (-en), veerschuit, die ’s avonds afvaart om ’s morgens ter plaatse harer bestemming te zijn;
— (fig.) met de nachtschuit komen, laat komen; (ook) nieuws vertellen, dat iedereen reeds weet;
...SEIN, o. (-en),
...SIGNAAL, o. (...signalen), signalen bij nacht (op schepen);
...SLOT, o. (-en), slot waarvan men bij nacht gebruik maakt, inz. dubbel slot;
...SOCIËTEIT, v. (-en);
...SPIEGEL, m. (-s), waterpot;
...SPOOK, o. spookverschijning in den nacht; (fig.) iem. die gewoonlijk ’s avonds laat of ’s nachts in de weer is; (ook scheldwoord);
...STILTE, v. stilte van den nacht, nachtelijke stilte;
...STOEL, m. (-en), stilletje in den vorm van een stoel;
...STOKER, m. (-s), stoker die ’s nachts dienst heeft;
...STOLP, v. (-en), (Ind.) soort van hanglamp voor den nacht, brandend in voorgalerij enz.;
...STUDIE, v. (-s, ...diën), studie bij nacht;
...STUK, o. (-ken), schilderij, waarin de voorstelling door maan- of eenig soort van kunstlicht wordt beschenen;
...TAFEL, v. (-e),
...TAFELTJE, o. (-s), nachtkastje;
...TARIEF, o. (...ven), tarief waarnaar ’s nachts berekend wordt, inz. door stalhouders en dokters;
...TEEKENS, o. mv. (sterrenw.) teekens van den dierenriem, die ‘s nachts zekeren invloed oefenen (Stier, Kreeft, Maagd, Schorpioen, Steenbok, Visschen);
...TOILET, o. nachtgewaad;
...TREIN, m. (-en), trein die ’s nachts loopt.