Gepubliceerd op 27-09-2018

Naast (2)

betekenis & definitie

Naast bn. kortste (van afstand enz.), eerste: de naaste weg; hij is mijn naaste buurman, zijn huis belendt aan het mijne;

— mijn naaste bloedverwant (in dichten graad van verwantschap);
— de naaste (eerste, eerstkomende) gelegenheid; de naaste week;
— de naaste (minste, laagste) prijs;
— de naaste tot iets zijn, het meeste recht op iets hebben, het meest gerechtigd tot iets zijn;
— (spr.) ieder is zichzelven de naaste, eigenbelang gaat voor alles;
— ten naaste bij of ten naasten bij, ongeveer.

< >