BUURMAN, m. (...lieden), buur; (ook) iem. die naast ons zit, staat; ook van schippers gezegd die een tijdlang bij elkander liggen;
— (spr.) al te goed is buurmans gek (of is andermans bloed), wie te goed is, wordt het slachtoffer zijner goedheid, vindt stank voor dank;
— vraag het mijn buurman, die weet het ook niet, in antwoord gegeven op eene vraag die moeilijk te beantwoorden is;
...MEISJE, o. (-s).