Moment o. (-en), oogenblik: de zieke heeft momenten, waarin hij heel helder is;
— bij momenten, nu en dan;
— gewichtige gebeurtenis: dat was een moment in het rustige leven der dorpsbewoners geweest; beweeggrond;
— (werkt.) moment of statisch moment eener kracht (ten opzichte van een punt), het product van de kracht en de loodlijn uit dat punt op de richting der kracht neergelaten. MOMENTJE, o. (-s).