1. Moes o. tot brij gekookte spijs uit groente of vruchten: appelmoes; (fig ) zij heeft de aardappelen tot moes laten koken, geheel fijn;
— iem. tot moes slaan, hakken, hem geducht afranselen; (fig.) mengeling.
2. Moes o. (plantk.) boerenmoes, boerenkool.