SPIJS - v. (...zen), voedsel, eetwaar: spijs en drank; spijzen opdisschen; heerlijke, voedzame, krachtige spijs; spijs voor zieken;
— dat is mijne spijs, daarvan houd ik zeer veel;
— (spr.) verandering van spijs doet eten, verandering geeft nieuwen lust;
— letterspijs, zeker metaalmengsel tot het gieten van drukletters; klokspijs.