Misloopen (liep mis, is misgeloopen), verkeerd loopen; iem. niet ontmoeten op den weg dien hij neemt; ga nu hierheen, anders loopt gij hem zeker mis;
— loopende niet raken (van een bal); loopende niet op tijd bereiken: hij is de boot misgeloopen en moet nu nog een dag hier blijven;
— (fig.) tegenloopen, slecht uitvallen: die zaak moest wel misloopen; dat loopt mis, dat zal verkeerd uitkomen.