Gepubliceerd op 27-09-2018

Menist (1)

betekenis & definitie

Menist m. (-en), doopsgezinde, aanhanger eener christensekte, die den doop enkel aan volwassenen toedient, geen eed zweert en een afschuw van den oorlog heeft, zoo geheeten naar een harer leeraars Menno Simonsz, (1496 —1561) die haar oproer tegen de wereldsche overheid in 1537 stilde; ook mennoniet en mennonist geheeten.

< >