Medekomen (kwam mede, is medegekomen), [ook MEEKOMEN], komen in gezelschap van een of meer personen, ook tegelijk met andere voorwerpen komen mijn broer had het te druk; hij kon niet meekomen; mijne boeken zijn niet meegekomen; gelijke vorderingen met anderen maken op school kon hij niet meekomen;
— (gew.) meegaan, met iem. ergens heengaan.