Gepubliceerd op 13-09-2018

Kuisch

betekenis & definitie

1. KUISCH, bn. bw. (-er, meest -), rein, zuiver; net, proper;

— inz. eerbaar, rein van zeden, niet overgegeven aan ontucht: eene kuische maagd: kuische ooren, ooren van een kuische;
— in kuischheid gegrond kuische gedachten, gebaren, woorden. KUISCHELIJK, bw.
2. KUISCH, m. (Zuidn.) schoonmaak.