Gepubliceerd op 13-09-2018

Kruimelen

betekenis & definitie

Kruimelen (kruimelde, heeft en is gekruimeld), aan kruimels wrijven; tot kruim worden, in kruimels uiteenvallen: oudbakken brood kruimelt gauw; die kaas kruimelt, is brokkelig;

— het kind zit te kruimelen, morst bij het eten;
— het werk blijft kruimelen, wordt bij kleine beetjes verricht;
— (veroud.) gierig zijn. KRUIMELING, v. (-en), het kruimelen; mv. (zeew.) kruimels van scheepsbeschuit; ook van brood, koekjes enz.

< >