Gepubliceerd op 13-09-2018

Knikken

betekenis & definitie

(knikte, heeft en is geknikt), ten; halve barsten, breken: een ei knikken;

buigen, doorbuigen: zijne knieën knikten, van ouderdom, zwakte enz.:
— met het hoofd knikken, het op en neer laten gaan van slaap; (ook van hoogen ouderdom) hij begint te knikken, hij wordt oud;
— het hoofd (bevestigend) buigen, er een wenk mede geven, goedkeuren: hij knikte van ja, van neen; groeten, toeknikken: zij knikte heel vriendelijk, toen ze mij tegenkwam.
KNIKKING v. (-en), het knikken; groet; bevestiging met het hoofd.