HALVE, (alleen in samenst.) van den kant van, vanwege mijnenthalve, uwenthalve, van mijn (van uw) kant, wat mij (wat u) betreft;
— ambtshalve, uit hoofde van het ambt;
— duidelijkheidshalve, eershalve, welstaanshalve, om der wille van de duidelijkheid, eer, welvoeglijkheid;
— derhalve, weshalve, behalve enz.