Wat is de betekenis van knikken?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knikken

knikken - Werkwoord 1. een verticale beweging met het hoofd maken Hij knikte een snelle groet in het voorbijgaan. 2. (werktuigbouwkunde) hoekig buigen knikken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord knik

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

knikken

knikken - regelmatig werkwoord uitspraak: knik-ken 1. hoofd op en neer bewegen om ja te zeggen of te groeten ♢ de leraar knikte dat het goed was 1. hij was zo bang dat zijn knieën knikten [hij was...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Knikken

v., knikke.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knikken

(knikte, heeft en is geknikt), 1. ten halve breken, knakken (overg. en onoverg.); 2. in hoekige vorm buigen; (techn.) zijdelings uitbuigen onder druk; vooroverhangen: met knikkend hoofd', inz. van hoge ouderdom: hij begint te knikken, hij wordt oud; — doorbuigen: zijn knieën knikten, schraagden hem niet goed m...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

knikken

knikte, h. geknikt (1 gedeeltelijk breken; 2 [door]buigen; 3 een knik in bet. 2 maken; met een knik groeten, toestemmen, weigeren): 1. de wind heeft die dahlia’s geknikt; 2. de oude man knikt in de knieën; met knikkende knieën; 3. het bestje knikte vriendelijk tegen mij; hij knikte van ja, zij knikte van neen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knikken

I. ('knikken) (knikte, heeft geknikt) [~ knakken] 1. knakken : een bloemsteel -. 2. ten halve doen breken : een ei -. 3. buigen : zijn knieën van zwakte. II. [~ nijgen] 1. op en neer bewegen van het hoofd ; van de slaap, van vermoeienis; hij begint te -, begint oud te worden. 2. het hoofd buigen tot bevestiging : hij knikte van ja....

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

knikken

(knikte, heeft en is geknikt), 1. half bre ken, knakken (overg. en onoverg.); 2. in hoekige vorm buigen; (techniek) zijdelings uitbuigen onder druk; vooroverhangen: met knikkend hoofd; door buigen: zijn knieën knikten (van ouderdom, zwakte en vooral van schrik of angst); 3. het hoofd op en neer laten gaan, hetzij als uiting van slaperigheid,...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Knikken

versterking van nikken (en dit van nek); vgl. knijpen en nijpen, knoest en noest.