(knelde, heeft gekneld), klemmen: zich den vinger knellen;
— drukken en daardoor pijn veroorzaken: de schoen knelt mij; (zegsw.) gij weet niet, waar de schoen hem knelt, de oorzaak van zijn verdriet; (fig.) drukken, benauwen; knellende (drukkende) belastingen; het knellende juk der slavernij. KNELLING, v. (-en), het knellen; (fig.) drukking, benauwing.