Gepubliceerd op 02-09-2018

Drukken

betekenis & definitie

DRUKKEN, (drukte, heeft gedrukt), eene kracht op de oppervlakte van een voorwerp uitoefenen, waardoor dit voorwerp voortgeduwd wordt (als een weerstand het niet belet): de lucht drukt op de aarde; druk maar even op dit, knopje;

— door ’t aanwenden eener drukkende kracht iets doen bewegen, ergens brengen de stoom drukt den zuiger voorwaarts; eene kurk op eene flesch drukken; een cachet of zegel op een brief drukken;
— (fig.) zijn zegel op iets drukken, het goedkeuren, bevestigen;
— zijn stempel op iets drukken, er zijn eigenaardig cachet aan geven;
— iem. iets op het hart drukken, inprenten als iets dat hij betrachten, waar hij aan denken moet;
— iemands voetstappen drukken, hem navolgen;
knellen; mijne schoenen drukken mij op de wreef;
— iem. aan het hart drukken, hem omarmen en tegen zich aandrukken als betuiging van liefde, vriendschap
— iem. de hand drukken, diens hand in de zijne nemen (bij afscheid, weerzien enz.);
— het gemoed bezwaren die ondankbaarheid drukt mij; het geheim drukte hem;
— op woorden, lettergrepen drukken, ze met klemtoon uitspreken (vgl. nadruk);
papier (katoen enz.) door middel eener pers met letters, teekeningen voorzien: een boek drukken; we beginnen haast te drukken; bedrukte katoentjes; het staat, is gedrukt;
— hij liegt alsof het gedrukt was, liegt buitengewoon goed;
— (jagerst.) waar is het haas gaan drukken ? zich gaan neerleggen. DRUKKING, v. (-en), het drukken, dringen; persen; de drukking der lucht.