KETTER, m. (-s), hij die afwijkt van de als rechtzinnig erkende (orthodoxe) leer: een ketter ter dood, tot den brandstapel veroordeelen; ook de Mohammedanen hebben hunne ketters;
— inz. een afgevallene van den R. K. godsdienst, protestant (in den mond van Roomschen);
— (spr.) hij vloekt als een ketter, hij vloekt gedurig;
— (fig.) iem. die op wetenschappelijk of kunstgebied van de algemeen gehuldigde begrippen afwijkt.