KERMES, v. (-sen), (nat. hist.) kermesschildluis (lecanium ilicis),
— (handelsartikel) de schelpvormige bruinachtige lichamen der drachtige wijfjes der kermesschildluis, ook scharlakenbessen, kermesbessen en purperkorrels geheeten; voor men de roode teerverfstoffen kende, was het eene zeer gewilde kleurstof;
— minerale kermes, eene verbinding van antimonium-oxyde en zwavelantimonium, die weleer als artsenij onder den naam van kartuizerpoeder grooten opgang maakte;
—BESSEN, v. mv.;
—EIK, m. (-en), heesterachtig gewas in Z.-Europa en het Oosten (quercus coccifera), waarop de kermes leeft;
—KORRELS, v. mv.;
—SCHILDLUIS, v. (...zen), de op den kermeseik levende schildluis in Z.-Europa die de kermes opleverde.