Gepubliceerd op 13-09-2018

Kermis

betekenis & definitie

KERMIS, v. (-sen), zeker jaarlijksch volksfeest, jaarmarkt, vroeger ter gelegenheid van het feest der kerkwijding; de kermis inluiden; voorjaarskermis, najaarskermis;

— kermis houden, zich op de kermis vermaken;
— (fig.) over, op de kermis wandelen, op of over de plaats, waar de kramen enz. staan;
— iem. eene kermis koopen, een geschenk ter gelegenheid van de kermis geven;
— (spr.) het is niet alle dagen kermis [al staan er de kramen], men kan zich niet alle dag vermaken;
— het is kermis in de hel, gezegd wanneer het regent en de zon schijnt tegelijkertijd;
— het is er kermis, er wordt getwist en lawaai gemaakt;
— van eene koude, slechte kermis thuis komen, ergens slecht afkomen;
— achterom is kermis, (scherts.) ga achter mij om, achter de tafel langs, ook bij het biljartspel, als de eene bal achter den anderen heengaat.

< >