KAASKOP, m. (-pen), houten vorm, waarin de kaas wordt geperst; boer, domkop; in België en Z.-Limburg scheldnaam voor de Hollanders;
...KOPPENDRAAIER, m. (-s), maker van zulke vormen;
...LEB, v. stremsel, getrokken uit de lebmagen van kalveren, die nog geen vast voedsel hebben genoten;
...LEBEXTRACT, o.;
...LUCHT, v.;
...MADE, v. (-n), made van de kaasvlieg;
...MAKER, m. (-s),
...MAAKSTER, v. (-s), die kaas maakt;
...MAKERIJ, v. het maken van kaas; (mv. -en), huis waar de kaas gemaakt wordt;
...MARKT, v. (-en);
...MAT, v. (-ten), kaashorde; ;
...MES, o. (-sen), groot mes om de vastgeworden kaasstof te verdeelen en ze zoo van de inwendige wei te scheiden; groot mes, waarmee de kaashandelaar de kaas snijdt; (fig. spottend) sabel der infanteristen;
...MESJE, v. (-s), zilveren mesje om de op een diner of souper voorgediende kaas af te snijden;
...MIJT, v. (-en), soort van mijten, die in groote menigte soms in kaas voorkomt (tyroglyphus siro).