Gepubliceerd op 13-09-2018

Kaartje

betekenis & definitie

KAARTJE, o. (-s), kleine kaart; naam-, visitekaartje : zijn kaartje afgeven; zijn kaartje ergens laten, ten blijke dat men iem. heeft willen bezoeken;

— toegangskaartje: hebt gij al kaartjes voor de komedie ? om op het perron te komen, moet gij een kaartje hebben;
— spoor-, tramkaartje enz. : een kaartje tweede klasse; ik zal eerst kaartjes gaan halen;
— een kaartje maken, leggen, eenigen tijd kaartspelen.