Het begrip kaap heeft 5 verschillende betekenissen:
1. kaap - KAAP, v. (kapen), in zee vooruitstekend gebergte, voorgebergte : de kaap omzeilen; de kaap te boven komen, haar omzeilen;
— hij zal de kaap niet halen, de moeilijkheden niet te boven komen, van zijne ziekte niet opkomen;
— inz. Kaap de Goede Hoop : dit schip doet de reis naar Indië nog om de Kaap;
— (Z. A.) naar de Kaap gaan, naar Kaapstad.
2. kaap - KAAP, v. ter kaap varen, op zeeroof, als kaper varen (in oorlogstijd).
3. kaap - KAAP, m. (kapen), kaapstander.
4. kaap - KAAP, v. (kapen), hoog toestel van balken, gedekt met eene kap, als baak op het land dienst doende voor de zeevaart; ook : baak, vuurtoren.
5. kaap - KAAP, v. (kapen), (gew) zilvermeeuw.