JAVAANSCH, bn. van, uit Java : de Javaansche taal; dat is echt Javaansch;
— o. de Javaansche taal. Het hoogJavaansch wordt gesproken tot meerderen, ook door aanzienlijken tot hunne meerderen en tot huns gelijken, terwijl de lagere stand zich van het laag-Javaansch bedient en daarin ook wordt toegesproken.