INWONEN, (woonde in, heeft ingewoond), in zekere plaats wonen; bij iem. gehuisvest zijn: zijne moeder woont bij hem in; (godg.) de inwonende genade (zooals men bij den heiligen doop ontvangt); eene inwonende (aanklevende) zonde. INWONING, v. het inwonen : kost en inwoning, voeding en huisvesting.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk