INTREDEN, (trad in, heeft en is ingetreden), binnengaan : hij trad de kamer in;
— (fig.) hij is zijn twintigste jaar ingetreden, zijn twintigste levensjaar heeft een aanvang genomen; een tijd van groote hitte was ingetreden, begonnen; de dood trad spoedig in, hij stierf spoedig;
— door treden inbrengen; door treden in omvang doen verminderen; door treden breken.