INSTOPPEN, (stopte in, heeft ingestopt), metselwerk aanvullen, gedeeltelijk vernieuwen;
— iem. in bed lekker instoppen, warm toedekken; een kind er warm instoppen, warm kleeden;
— (plat) begraven;
— ruiten instoppen, met stopverf vastzetten; het stopwerk aanvullen en vernieuwen;
— er alles instoppen, alles opeten. INSTOPPING, v. (-en).