INSTOOTEN, (stiet, stootte in, heeft ingestooten), naar binnen dringen, naar binnen duwen : zij stieten hem de kamer in;
— (Zuidn.) al stootende, op min of meer zonderlinge wijze binnenkomen: 't was al over twaalven, toen hij kwam ingestooten;
— door stooten breken : hij heeft eene glasruit ingestooten; het schip is met ingestooten boeg de haven ingeloopen;
— stootende aanloopen, aanvallen : met den degen op den vijand instooten. INSTOOTING, v. (-en).