INSLUIMEREN, (sluimerde in, is ingesluimerd), beginnen te sluimeren : eerst tegen den morgen ben ik wat ingesluimerd; (fig.) overlijden;
— in weelde insluimeren, dof, onverschillig, vadsig worden;
— (van gevoelens, begeerten, gaven enz.) zijne werking, zijne kracht gaan missen. INSLUIMERING, v. het insluimeren.