Gepubliceerd op 13-09-2018

Inhouden

betekenis & definitie

INHOUDEN, (hield in, heeft ingehouden), ruimte hebben; in zijne lichamelijke ruimte bevatten; in zich hebben : weet gij, hoeveel dat vat inhoudt ?;

— vermeld staan (in een brief enz.), behelzen : ik wist, wat de brief inhield;
— wat hij zegt, houdt niets in, heeft niets te beteekenen;
— tegenhouden terughouden; matigen, bedwingen, temperen : den adem inhoud,en; het hoesten inhouden; hij hield het paard met de grootste moeite in; hij kon zijne vaart niet inhouden; zijn toorn inhouden, bedwingen;
— terughouden, afhouden (bij eene betaling, om een voorschot terug te krijgen, of om voor hem, die ontvangt, iets te besparen): hij hield wekelijks een gulden van zijn loon in, totdat de schuld was afbetaald; ik zal wekelijks een gulden van uw loon inhouden, dan kunt gij daarvoor kleeren koopen;
— hij heeft zijn huis ingehouden, den koop niet laten doorgaan. ZICH INHOUDEN, (zijn gang)inhouden; hij liep van de steilte, kon zich niet inhouden en stortte in den stroom;
— (zijne hartstochten, gevoelens) bedwingen; toen kon zij zich niet langer inbonden en barstte in tranen los. INHOUDING, v. het inhouden, de beteugeling.