INBOETEN, (boette in, heeft ingeboet), in de plaats brengen van iets, dat vervangen moet worden : een nieuw stuk (in een net) inboeten; (pap.) nieuwe vilten inboeten, in plaats van die versleten zijn;
— (gew.) glazen inboeten, die, welke stuk zijn, door nieuwe vervangen; in de plaats van de doode planten nieuwe aankweeken, tusschen planten, bij planten (in den boschbouw, in koffieplantages enz.);
— zijne betrekking, zijn leven kon hij er bij inboeten, verliezen;
— geld bij iets inboeten, verliezen, verspelen. INBOETING, v. het inboeten.