Gepubliceerd op 13-09-2018

Ijl

betekenis & definitie

1. IJL, v. (-en), (gew.) regenworm, pier: ijlen zoeken om te visschen.

2. IJL, v. in aller ijl, met den grootsten spoed; in der ijl, met haast.
3. IJL (samentr. van IJDEL) bn. (-er, -st), ledig: de ijle ruimte;
— ijle haring, haring zonder hom of kuit; eene ijle landstreek;
— met ledige plaatsen, los, dun: ijl linnen; ijl haar;
— ijle rogge, (gew.), helm, helmriet; zoo ijl als een boonenstaak, vreeselijk mager;
— ijle lucht, van mindere spanning:
— los in het hoofd, niet in staat om geregeld of ernstig te denken : ik ben zoo ijl in mijn hoofd;
— (nat.) (verouderend) poreus.