Gepubliceerd op 13-09-2018

Hypotheek

betekenis & definitie

HYPOTHEEK, v. (...theken), zakelijk recht op onroerende goederen, strekkende om daaraan de voldoening eener verbintenis te verhalen; geldsom op zoodanig onderpand verstrekt: er staat eene hypotheek op zijn huis; eene hypotheek nemen; het kantoor voor kadaster en hypotheken, waar de hypotheekakten worden geregistreerd;

—AKTE, v. (-n), notarieele akte die opgemaakt wordt bij het aangaan eener hypothecaire schuld; BANK, v. (-en), inrichting van crediet, die geld op hypotheek geeft;
—BEWAARDER, m. (-s), de ambtenaar die aan het hoofd staat van een hypotheekkantoor;
—HOUDER, m. (-s), die geld op hypotheek heeft voorgeschoten;
—KANTOOR, o. (...kantoren), kantoor waar de hypotheken worden geregistreerd;
—NEMER, m. (-s), die de hypothecaire schuld heeft aangegaan, de bezitter van het tot onderpand strekkende goed;
—RECHT, o. het recht van den hypotheekhouder.